Wie is online
4 bezoekers online
Schrijf ons

Je kunt ons altijd schrijven via de contactpagina. Daar vind je ook richtlijnen, voor het geval dat je mail-notificaties wenst bij nieuwe 'posts' aangaande Best. 

Rubrieken
Opinie of niet?

ls een post op deze site begint met wat in de typografie heet een initiaal, zoals de A hier, bevat zij een mening of interpretatie van de schrijver.

English?

Translation by Google in Chrome: please, click the right mouse button and select 'English'.

Archieven
mei 2019
Z M D W D V Z
 1234
567891011
12131415161718
19202122232425
262728293031  

Madame Farbier, Clementine

 

ed001Autodidact

Een verhaal (‘vertelsel’) van Eddy t’ Sas (1936-2004) uit de begintijd van zijn vestiging (rond 1970) in Zuid-Frankrijk. Hij schreef, zijn kost verdienend als ondernemer, zonder pretenties voor zichzelf en zou zich daarin later verder bekwamen, ook als dichter. 

Madame Farbier, winkelier op de campagne, blijkt meer te zijn dan het lijkt.

-> Ed t’ Sas, enkele jaren voor zijn dood in 2004. Foto en bewerking Berry t’ Sas

Meer over Ed in de rubriek Ego.

Eddy t’ Sas


O_quotech, kijk eens wat en schattig winkeltje’ riep Eva. We woonden koud enkele maanden in Zuid-Frankrijk. Ze wees naar een ouderwets ordelijk paadje ingeklemd tussen een paar oude gevels, het had twee etalageramen en een schoongeverfde deur. Alleen de uitstalling van tafelkleedjes en knotten breikatoen trokken mij niet zo aan. Ook vond ik de verrukking, op het gezicht van een fotomodel met schitterend witte beha niet zo gezellig.

We liepen door. Maar even later op een terrasje, zei Eva: ‘Zeg liefje, ik ga toch maar even pionieren in dat Anton Pieck winkeltje. Ik heb trouwens toch nog wat spullen nodig. Ben zo terug. Vrolijk draafde ze de straat door en ik besloot wat in de krant te bladeren. Een tweede Pastis zou ook geen kwaad aanrichten bedacht ik en ging er eens lekker voor zitten.

Het zonovergoten plein was rustig. Een kerel veegde aan de overzijde niets door de goot. Alleen binnen aan de bar werd een luide conversatie gaande gehouden door een twaalftal autochtonen. Daar zijn zeker die autootjes onder de platanen van.

Het water uit de fontein stortte zich murmelend in de granieten bak. Ik las, zat daar misschien wel een uur toen ze plotseling naast me kwam zitten en haar hand op mijn arm legde. ‘Zeg, iets voor jou. Daar staat me een snoepje van een vrouw tussen duizend dozen, enig gewoon. Nieuwsgierig èn kwebbelen! Kijk eens wat ik voor je gekocht heb. Ze hield een grote dikke trui omhoog. ‘Tjee – zei ik – daar is het wel wat warm voor vandaag.  ‘Is ook niet voor nu-hu, die draag jij komende herfst lekker tijdens het houtblokken zagen voor lieve Eva. We grinnikten als kinderen.

Eva kwam niet uitgepraat over mademoiselle Farbier en haar moeder, dat prikkelde mijn nieuwsgierigheid. lk ga er een dezer dagen langs, zei ik. ‘0, dat heb ik al geregeld, zij wil de wol die ik thuis heb liggen omruilen tegen knotten van een andere kleur. Ik heb beloofd dat eh…jij langs zult komen.’ Ineens was ik op mijn hoede Maar toch, als Eva zo doortastend maatregelen neemt dan moet er iets aan de hand zijn in dat pandje.

Twee dagen later deed ik de metalen bel van het winkeltje rammelen. Mijn ogen moesten even wennen aan het schemerdonker. Tijd genoeg om even rond te kijken. lk zag drie hoge wanden vol dozen. Op een lange eikenhouten toonbank stond een kassakist met schuifvenster waarin de papieren rol telkens verder schuift als je de lade opentrekt. Een nieuwigheid uit 1936. Het verticale veertje met potlood aan een touwtje ontbrak ook hier niet. Ergens in een dozenwand ging een deur open en kwam een zwaar gevulde bloemetjesschort met zéér oud vrouwenhoofdje achter een stok met rubber dop geschuifeld. Zou die ook zo’n blitse beha dragen dacht ik ontuchtig.

‘Bonjour monsieur, we hebben werkelijk prachtig weer deze dagen.’ Twee slimme uiterst vriendelijke oogjes keken mij omhoog aan langs twee borstelige wenkbrauwen. Gekalmeerd door het contemplatieve interieur, plaatste ik behoedzaam mijn zacht pak op de toonbank. Bij zo’n bediening kun je beter verlegen doen en appelleren aan het moederlijke gevoel van het hoopje vakkennis dat de toonbank langzaam naderde. Met haar glimmende stok duwde zij zich een kwartslag om en keek me, in militaire houding afwachtend aan.

‘Bonjour madame’.

‘Jazeker, Madame Fargier, weduwe met drie dochters. U komt ruilen voor die Hollandse die eergisteren een lekkere warme trui van zuiver wol maat vijftig, heeft gekocht? Is dàt uw vrouw? Wat een schatje. En zo slank, zo groot. Lieve god die Hollanders! Ik zeg altijd tegen Suzette, dat is mijn oudste dochter die de winkel doet met mij, ik zeg altijd, het mankeert ons Fransen toch aan postuur, we vallen maar in de kleine maten, we worden gemakkelijk dik, ziek aan de lever – ze steunde met beide armen op de toonbank – het Is allemaal tobben en ploeteren, weinig geld en steeds maar klaar staan om iedereen van dienst te zijn, het is – zonde dat ik het zeg.’

‘Ik trok onmiddellijk met mijn linker mondhoek en liet mijn hoofd onmerkbaar langzaam in de schouders zakken. Hier moest ik de imbeciel – spelen anders was ik verloren. Handen in de zakken, broek iets optrekken – dacht ik – dat werkt voortreffelijk. Tegen zo’n sproeimachine ben ik niet opgewassen. Maar madame Fargier, die al pratend naar het gat in de dozenwand was gelopen, kon mij niet bedienen, het was de afdeling van al haar dochter Suzette.

Met deze frêle doodgewassen oude jonge juffrouw, ook in bloemetjesschort en felrode ballen op haar kunstleren pantoffels, heb ik tien minuten ‘gevolleyed’. De ene stapel dozen na de andere donderde naar beneden, het winkeltje in. Daarbij riep Mademoiselle Fargier telkens: ‘Dat geeft niks monsieur, laat maar liggen, zijn we gewend, ik smeek u laat liggen! Ocharmel’

Er werden geen vragen gesteld. Hijgend stond ik even later in het volle zonlicht. Zulke eenvoudige winkeltjes, zo onbeholpen en zonder enig rendement – dacht ik – tref je nog alleen aan in zuidelijke landen.

Onderweg moest ik stoppen voor een bulldozer, die werkte aan de rand van een grote tuin. Daarin stond een indrukwekkende villa. Arbeiders metselden een kostbare lazuurstenen muur met boog. Nou ging het door mij heen – die hebben ook geld te veel. Thuisgekomen keek ik even in het telefoonboek om de naam van de miljonair te weten. Daar stond: Madame Fargier, Glémentine-weduwe.

Voorpagina hhBest

Reageer