Wat je noemt Uitweiding
Sante Brun
ussolini is pas dood
, sinds 1943 heeft hij, verbannen, gewoond op het eiland Pantelleria, en heeft daar ezels gefokt, heilige ezels, tot zijn dood in de jaren zestig van de vorige eeuw. Speciaal voor hem is de legereenheid ROSPO (pad) opgericht, die er toezicht op moet houden dat de obelisken die op tientallen eilanden in de wereld zijn opgericht ter nagedachtenis aan de Duce, veilig zijn en blijven.
Zo zou ik een bespreking willen beginnen van een boek, Digressione (Uitweiding) van Gian Marco Griffi dat geen bespreking duldt – je moet het lezen, alleen voor de volhouders natuurlijk, want het telt meer dan duizend pagina’s. Het voordeel is wel dat je desgewenst te hooi en te gras heen en weer kunt lezen, het werk bestaat uit een, overigens onontwarbare, kluwen van verhalen, preken, opsommingen, deels verborgen citaten. Zelfs enkele Nederlandse.
Intussen is Pantelleria, gelegen voor de kust van Tunesië, verdeeld in twee regio’s: de ene helft herbergt Afrikanen die met rubberbootjes de Middellandse Zee zijn overgestoken, de andere helft biedt huisvesting aan tandartsen en orthodontisten die een zéér slechte reputatie hebben, en een paar sinistere sektes; dit gebied wordt beheerd door een consul, genaamd Giorgio Arnaboli Braccesi die niet alleen racist is maar ook zodanig verslaafd aan het golfspel dat hij het hele klimaat van het eiland en de gezondheid van de heilige ezels van Il Duce eraan opoffert. Tevens heeft hij daar een opleiding voor mariachi-orkestleden opgericht.
Daar komt Mexico al om de hoek kijken, maar wacht nog maar even. We maken het eiland even af.
Het beleid van de consul wordt in Rome met leedwezen bekeken en besloten wordt een afdeling van ROSPO erheen te sturen, om de consul te vermoorden. Die krijgsmacht bestaat uit zeven leden die uiteindelijk dertien jaar op het eiland verblijven, wachtend op bevelen, en dan onverrichterzake moeten terugkeren naar het vasteland, een reis die veel weg heeft van de Odyssee. Daarna wordt de golfbaan, inclusief de consul en een aantal ezels, platgebombardeerd door vijf van de VS geleende bommenwerpers. Het is inmiddels het jaar 2054.
Asti, een slaperig stadje in het wijngebied van de Italiaanse regio Piemonte, tevens centrum van de wereld, daar begint het boek. Met een bijeenkomst van een groep scholieren op de verwaarloosde parkeerplaats van een al lang leegstaande Carrefour supermarkt. Onder de scholieren ontwaren wij Arturo Saragat, die op dat moment zeer onder de indruk is van de zelfmoord van een klasgenoot, en later nog eens gezien wordt bij het kort en klein slaan van de planken waarop in een andere supermarkt, Esselunga, de marmelades staan uitgestald – maar nog geen enkele pot vijgenjam, waaraan Arturo verslaafd is. Hij wordt daarbij zelf in elkaar geslagen door enkele leden van een neofascistische knokploeg, die de buurt ‘bewaakt’.
Saragat (zoals, zegt hij steeds, de vijfde president van de Republiek en dus niet Ararat, die beroemde berg in Turkije) zien we herhaaldelijk terug, hij is de centrale figuur van het boek, hij wacht veertig jaar op de kans om een bezoek te brengen aan een dorpje in Calabrië, Rughedo Vecchio ‘met de aanhalingstekens’, om onder andere vergiffenis en verlossing te krijgen; hetgeen alleen maar kan in gezelschap van Costantina, die uiteindelijk een stinkend hoopje mens van in de tachtig blijkt te zijn.
Maar dan zijn we al erg ver in het verhaal.
En dan moet ik nog beginnen aan het pièce de résistance: het boek Historia poética y pintoresca de los ferrocarriles en México, in de negentiende eeuw geschreven door Aristeo Hestrada Robles, met als getypte bijlage l‘armamento delle truppe a cavallo tartare. Het boek, exemplaar nummer 33, maakt een eindeloze zwerftocht aan beide zijden van de Atlantische Oceaan, vooral in Mexico en Italië en gaat, meestal per ongeluk, van hand tot hand, waarbij elke bezitter het boek aanvult met gedichten, vertalingen, overwegingen en andere teksten en tekeningen.
Bijna ongemerkt verdwijnt dat poëtische boek over de Mexicaanse spoorwegen en de bewapening van de Tartaarse bereden troepen uit de aandacht van de lezer, tot het uiteindelijk weer opduikt in, mij verwondert inmiddels niks meer, Roghudo Vecchio ‘met de aanhalingstekens’.
De letterlijk onwaarschijnlijk inhoud en het ongelooflijk lenige Italiaans van Griffi maakt Digressione tot veruit het beste boek dat ik in jaren heb gelezen. Waarbij ook de verborgen persiflages en imitaties misschien wel de hoofdrol spelen.
Het meest verbijsterende is misschien niet alleen dat Griffi het boek schreef in Asti, Fubine Monferrato, het klooster in Bormida, Spotorno, Frabosa Sopra, Carrè, Wenen en Bordeaux, maar dat hij dat ‘even’ deed tussen 26 oktober 2024 tot 7 mei 2025. Het kwam uit op 6 juni 2025 en ik kocht het op 8 juni in boekhandel Leone in Stresa aan het Lago Maggiore. Dit soort detaillering in het boek maakt je soms stapelkrankzinnig. Vandaar dat ik er bijna een half jaar overv deed om het te lezen, waarbij het gewicht van het boek een rol speelde omdat het daardoor moeilijk te lezen was in bed. Ik las tussendoor de nieuwe Buwalda ook nog even, en begon aan twee biografieën van Sint Franciscus die ook onlangs uitkwamen. En ik heb hier slechts een fractie van het verhaal aangeraakt. Weggelaten heb ik bijvoorbeeld het Pinocchiopark in Asti. En een aantal eindeloze treinreizen in Mexico. En het vijgenboompje dat Arturo Saragat plant op Pantelleria, voor de jam. Maar een ding staat vast: van Digressione, Uitweiding, mag je volgens mij rustig spreken.