Westerik terug in Den Haag

hhBest

Beginpagina

Door Sante Brun

11|10|06
‘Ik wil het niet zien, maar het moet’. Het is een citaat uit een gedicht, geïnspireerd door het werk van Co Westerik; maar de tekst speelde mij voortdurend door het hoofd bij het doorlopen van de zalen van het Haags Gemeentemuseum, waar een ongekend groot aantal werken van deze wel heel bijzondere Haagse kunstenaar bij elkaar zijn gebracht.

Snijden

Ik dacht er vooral aan bij de serie ‘Afdaling op klaarlichte dag’, waarop je mensen ziet die op een mooie dag ergens in afdalen, onder de grond. En vooral bij de serie ‘Snijden aan gras’, <- waarop je ziet hoe een vinger diep wordt ingesneden door een grasspriet. In de werkelijkheid zijn dat dingen waarbij je het liefst het hoofd zou wegdraaien omdat je ze niet wilt zien, maar je moet kijken.

Dat geldt op iets ingewikkelder manier voor de rest van de schilderijen, tekeningen, etsen en litho’s die de expositie vormen. Westerik is een realist genoemd, maar hoewel hij dat toegeeft – hij kan ook fotografisch realistische portretten maken, vooral van zichzelf maar bijvoorbeeld ook van Frits Becht – voegt hij er aan toe: het is een realiteit waaraan gesleuteld is.

En dan krijg je dus anatomische ongerijmdheden, zoals de vinger -> in ‘Man met camera’, die natuurlijk veel te lang is. De aardappelgezichten en -handen, de eigenaardige voeten, de onbeholpen lichamen, de afzichtelijke achterkant van een liggende hond, als samengesteld uit lappen aan elkaar genaaid leer, de ronde, vaak verschrikte ogen.

Sommige schilderijen zullen de toeschouwer bekend voorkomen, vermoedelijk omdat ze ooit de omslag van een boek sierden, helaas kan ik niet meer terugvinden welke reeks dat was. De visverkoopster, bijvoorbeeld, en Schoolmeester met kind (hieronder), als ik me goed herinner. Je zou bij al die koele, maar later ook sinistere en dreigende schilderijen bijna een belangrijk aspect over het hoofd zien: de fabelachtige techniek van Westerik. Hij ging niet over één nacht ijs, mag je wel zeggen, hij deed soms wel een jaar over een schilderij, en zijn oeuvre van zestig jaar schilderen kan in vijf, zes zalen van een museum. Weldadig ook wel.

Man
Schoolmeester

Wat opvalt is ook, dat hij zichzelf trouw is gebleven, er is wel verschil tussen de schilderijen uit de jaren vijftig en de meest recente, maar het is minimaal, de stijl lijkt iets diffuser geworden te zijn.

Dreigend, sinister. Als je er even stil bij staat is dat dreigende ook wel doorzichtig, en dan kun je iets lichts, iets kinderlijks zien. Je moet ook af en toe biografische gegevens bij de hand hebben. Het schilderij ‘Christine boven het land’ bijvoorbeeld, voorstellende een op de rug gezien kind dat boven de molens van Kinderdijk zweeft, kwam tot stand in de periode dat Westeriks oudste dochter Christine overleed, 38 jaar oud. Het voegt een zekere ontroering toe, je hebt het gevoel dat je dichter bij deze schilder komt wiens werk op het eerste gezicht de neiging heeft je op een afstand te houden. Ineens zie je in hem ook een dichter.

 

Brouwers

Westerik is een eenling, nauwelijks in te delen bij een stroming in de kunst. Ik ken wel één schilder die je een epigoon van Westerik zou kunnen noemen, al is dat misschien niet helemaal eerlijk tegenover hem: ik bedoel Rob Brouwers in ’s Gravenvoeren, België – ik ken van hem een paar werken die van Westerik zouden kunnen zijn, zoals dat van de twee motorrijders en de kantonnier van Mheer. Hierboven 'De muziek repeteert'.

De expositie met werk van Co Westerik is nog te zien tot en met 10 december. Daar is tot en met 7 januari ook de expositie 'Jan Toorop en Gustav Klimt', een wel erg geleerde verhandeling met voorbeelden over de relatie tussen de beroemde Nederlander en de al even beroemde Oostenrijker.

Mij viel één werk van Klimt op dat een beetje de sombere, humorloze plechtstatigheid doorbreekt van de met symboliek overladen, zwaar gestileerde werken van Toorop en Klimt: 'Goldfische', uit 1900 ->, waarin hij het niet heeft kunnen laten het roodharige model schalks lachend te laten omkijken.

Klimt