Wie is online
7 bezoekers online
Schrijf ons

Je kunt ons altijd schrijven via de contactpagina. Daar vind je ook richtlijnen, voor het geval dat je mail-notificaties wenst bij nieuwe 'posts' aangaande Best. 

Rubrieken
Opinie of niet?

ls een post op deze site begint met wat in de typografie heet een initiaal, zoals de A hier, bevat zij een mening of interpretatie van de schrijver.

English?

Translation by Google in Chrome: please, click the right mouse button and select 'English'.

Archieven
oktober 2017
Z M D W D V Z
1234567
891011121314
15161718192021
22232425262728
293031  

Onder blauw licht stond een namaak schatkist half open en moeders juwelen die er uit puilden

oit, nu meer dan vijftig jaar geleden, hadden wij, zonen van de theaterman Henri t’ Sas, een marionetten-theater – eigenlijk beter aan te duiden als miniatuur- of huiskamer-theater. Eén van ons, Berry t’ Sas (1920-2012), heeft de geschiedenis ervan opgeschreven. theatertje1Toneellijst met bijna geopend voordoek en ‘brandscherm’ De foto’s zijn in de jaren vijftig gemaakt door een Eindhovense fotograaf, wiens naam ons is ontschoten.

 

 

 

Berry: Mijn oudste broer Han begon er mee, rond 1930 in Brussel. Ons huis in Stockel had een losstaande garage en op de zolder daarvan had hij zijn eerste ‘kast’. Ik mocht af en toe kijken maar aankomen niet, ik was pas zes of zeven. Na terugkeer in Nederland herbouwde hij de kast in Ginneken op zolder. Daar werd het bloedserieus.
Het was geen poppenkast à la Jan Klaassen, maar ’toneel’ met kleine popjes van tien centimeter aan stijf ijzerdraad. De meeste hadden maar één draad, enkelen een tweede om de rechter arm te laten gebaren. Wij noemden het later Sprookjestheater. Dat stond op het zogenaamde ‘brandscherm’ vlak achter de toneelgordijnen. Onder de hanenbalken, waar we net rechtop konden staan was een kleine ruimte afgesloten met karton en doeken. In het midden daarvan een klein toneel van 50x30x50 centimeter. De aankleding was echt: rood fluwelen gordijntjes met goudgele franje.

Decorwisselingen

theatertje2Bosdecor, waaraan Berry in de jaren vijftig de (halve!) woonwagen heeft toegevoegd. De verhoudingen kloppen niet helemaal… De decors waren door onze vader in Brussel gekocht, in de Rue de la Violette, wonderlijk dat zoiets je bij blijft. Het waren bedrukte vellen papier die, met stijfsellijm op karton geplakt en vervolgens heel precies uitgeknipt, een achterwanddecor en vier zijcoulissen opleverden, zoals gebruikelijk

 

bij lijsttoneel in de negentiende eeuw. De bedrukking was alleraardigst: interieur van een huiskamer (losse ‘mand’ met stokbroden!), een paleiszaal, een bos (lastig knippen die takken van de zijcoulissen), een Egyptisch landschap met piramides, een huiveringwekkend sneeuwlandschap met standaardmolen…Wij beschikten over een achttal stuks, dat stelde ons in staat stukken op te voeren met veel decor­wisseling, dat boeide kinderen.

Celluloid

theatertje3Enkele acteurs: kabouter, heks, wachter, koning. De poppen maakten we van celluloid babypopjes, te koop voor een paar stuivers in elke speelgoedwinkel. Het mollige, blozende smoeltje deukten wij in en grimeerden het met plakkaatverf. We kleedden ze aan met restanten kleurrijke lappen.

Zo transformeerden we baby’s tot ridders en prinsessen. Moeder, tantes, lieve vriendinnen, werden benaderd voor stoffen en sieraden. ‘Gooi niets weg, wij kunnen alles gebruiken’ was ons advies. Zij die ons bezig gezien hadden kregen meteen hart voor de zaak en voorzagen ons van lappen en restanten lint. Een vriendin van onze moeder hield van extravagante kleding, zij gaf ons fluweel, zijde, kant, pre­cies wat we nodig hadden. Een harnas knipte mijn broer uit dun bladkoper en poetste het met koperpoets, dat blonk prachtig. Zwaarden en lansen van breinaalden en zilverpapier. Volwassen toeschouwers konden niet geloven dat de edele en stoere acteurs in ons theater, als je ze uitkleedde zoete mollige baby’s waren.

Nu was het niet onze gewoonte al te veel geheimen prijs te geven, maar mensen waarvan wij dachten dat zij wel wat af konden stoten werden ingelicht.Verbazing en bewondering tijdens voorstellingen niet alleen van de kant van volwassenen maar vooral ook van kinderen. Soms was het zo spannend dat wij achteraf wel eens een vochtige stoel ontdekten.

Entree 5 cent

Mijn allereerste taak in het theater was, kaartjes verkopen (entree 5 cent) en in de pauze limonade serveren, die was in de prijs inbegre­pen. Als mijn moeder onder de toeschouwers zat, moesten wij haar vanachter de kast wel eens tot stilte manen, want tijdens spannende spelmomenten placht zij opmerkingen te maken als: ‘dat is de kop van een Sint-Jozefbeeld, dat kapot viel in de keuken in Brussel’ of ‘Kijk nou, dat zijn mijn sieraden, die hebben ze van mijn toilettafel gepakt’. Wij van achter de kast: ‘Ssst! Moeder, wilt u er niet tussendoor praten alstublieft?’ In het stuk werd door een ridder de heroverde schat getoond, waar hij een valse draak voor verslagen had en op het toneel onder blauw licht stond een namaak schatkist half open en moeders juwelen die er uit puilden.

Tijdens een ander ‘drama’, waarvan ik de titel kwijt ben, jammerde de hoofdrolspeler, het toneel heen en weer benend: ‘Och, had ik maar een kind, och, hád ik maar een kind!’. Toen onze ouders daarbij simultaan in de lach schoten, stak mijn broer zijn hoofd om de kast en riep nijdig: ‘Als jullie nu niet ophouden, laat ik het doek zakken!’ (Een dergelijke opmerking had hij van z’n vader die als toneelregisseur zoiets had geroepen.)

Zilveren rijksdaalder

Presentaties voor volwassenen, meestal op verzoek van moeder (‘O, jullie moeten straks eens boven gaan kijken naar de poppenkast’) brachten onverwacht geld op. Onze oom Guillaume bijvoorbeeld deponeerde na afloop van de voorstelling, als de gordijntjes gesloten waren, een zilveren rijksdaalder op de ‘Bühne’. Dat was een groot bedrag voor ons, een popje kostte naakt 10 cent, een klapperpistool met klappertjes 50 cent en in de HEMA een echt grammofoontje 1 gulden!

Na enkele jaren is op initiatief van mijn broer en de hulp van een neef, een transportabele kast gemaakt en daar hebben wij lang mee gespeeld. De onderdelen konden in de kofferbak van een grote auto. De elektrische installatie was goed beveiligd met zekeringen. Ik heb hem zo vaak in en uit elkaar gehad berryBerry in 1929 met zijn moeder in Brussel, in de tijd dat hij van zijn oudste broer voor het eerst achter de poppenkast mocht kijken, maar ‘nergens aankomen’.

dat ik hem nog kan natekenen.

Nu konden we thuis op de ‘overloop’ spelen, daar hadden wij veel ruimte. Het theater mocht daar een hele vakantie blijven staan. Er lagen vier kamers rondom die over­loop alias ‘hal’, plus badkamer, het kwam dus voor dat er iemand voorbij moest maar die had snel in de gaten dat er een voorstelling aan de gang was en ging dan op zijn tenen lopen. In die tijd gaven wij nog geen voorstellingen buitenshuis, maar na de oorlog deed ik dat alleen, tot in Eindhoven en omgeving toe, meestal op communie­feesten en verjaardagen. Het transport ging per taxi op kosten van de familie die mij uitgenodigd had. Ik vroeg en kreeg ook een honora­rium, vijfentwintig gulden of zo.

De stukken die wij opvoerden waren door onszelf bedacht, er waren geen tekstboekjes, de mise-en-scène hadden wij in ons hoofd. We pasten de tekst van de stukken aan de leeftijd van de toehoorders aan. Een parodie op Goethe’s Faust, zonder dat ik het ooit gelezen had, ging als volgt: Een stervende oude man ( de heen en weer waggelende Sint.Jozef­kop op een divan uit het poppenhuis van mijn oudste zuster), in het decor van de eerder genoemde boerenkamer zegt zijn leven te willen overdoen. ‘O, was ik maar weer jong, kon ik mijn leven nog eens opnieuw beginnen… nu ga ik bin­nen­kort sterven’.

Dan ineens een donderslag. Assistent, in het begin was ik dat, laat met een hand zinken plaat fors bewegen en met de andere de schakelaar van een witte lamp snel aan en uit gaan, na een paar seconden krijgt hij een trap tegen zijn schenen van de hoofdspeler ten teken dat hij op moet houden. Mefisto staat voor het bed van de oude: ‘Ik kan je jouw jeugd teruggeven als je jouw ziel aan mij verkoopt. Ik zorg dat je ook alles krijgt wat je leven aangenaam zal maken.’ Faust, niet zo genoemd, dat durfden wij niet, de oude man dus, stemt toe en op hetzelfde ogenblik (changement de décor à la minute) staat een jonge ridder in harnas in een paleis!

Het is ridder Ruppert. Het einde lijkt weer op Faust: Mefisto komt, als de tijd voor hem voorbij is, ‘Faust’ alias Ruppert, halen om hem naar de hel te voeren. Margarethe komt ook in het stuk voor maar ook vrij aangepast.

De entr’acte muziek werd geproduceerd door het blikken grammo­foontje uit de Hema. De grammofoonplaatjes bevatten klassieke muziek en kinderliedjes als Des ’s win­ters als hetregent dan zijn de paadjes diep jadiep. Bij ‘Faust’ hoorde natuurlijk klassieke muziek. Het nasale, blikkerige geluid paste bij het miniatuur gebeuren en uit opmerkingen van volwassenen maakten wij op dat de keuze van de muziek en de weergavekwaliteit precies goed was.

In 1948 ging de kast over in handen van mijn veertienjarige broer Guido. Hij zette de traditie voort, trad hier en daar op met een vriend als assistent. In de zestiger jaren toen hij volwassen was is het thea­tertje weer terug in mijn gezin gekomen. Ik hoopte dat mijn kinderen er net zo veel plezier aan zouden beleven, maar zij hadden andere interesses en ik hielp ze er niet bij. Ik heb de aftakeling van de kast gezien en tenslotte, omdat hij in de weg stond, heb ik hem weggegeven aan vrienden van hen, een tuindersgezin in Wateringen.

En toen kwam er een olifant met een lange snuit…

(Dit verhaaltje werd eerder gepubliceerd op hhBest 1, ongeveer tien jaar geleden.) Voorpagina hhBest

4 Reacties op “Onder blauw licht stond een namaak schatkist half open en moeders juwelen die er uit puilden”

  • Ik kan er nog aan toevoegen dat van spannning plassende kinderen soms ook tijdens de voorstelling hoorbaar waren als – wat toen veel voorkwam – er zeil op de vloer lag. Het ouderwetse coulissendecor was makkelijk voor het op- en afgaan van de poppen (geen deuren). De duivel, een bewerkte Jan Klaasen-kop waaaronder vlammende stroken stof, kwam uit de lucht bij een schot van het klapperpistool en ingeblazen sigarettenrook! Een blikken krokodil, waarvan de bek met behulp van een ijzerdraadje open en dicht kon klappen, naderde vanuit de zijcoulissen. Ter geruststelling: Er was ook een goede fee. Zie ook: Een kermisje van niks

  • Paul en Marion t'Sas-van Egmond:

    Als kind heb in de jaren 50 eenmaal een voorstelling mogen meemaken, waarschijnlijk opgevoerd door Guido (en Eddy?) En – nu ik dit lees – zie ik die groene krokodil met ijzerdraadaandrijving weer helder voor me. Ook herinner ik me heel goed de twee kleine blote negertjes, kennelijk van eenzelfde soort als de blanke babypopjes, die samengebonden aan één ijzerdraadje een wild dansje deden, vergezeld van kreten als: ” ploem ploem ploem….”

    • Dat laatste was natuurlijk een racistische scène, maar wisten wij veel, opgevoed met het sparen van zilverpapier voor ‘de arme zwartjes in Afrika’. ‘Ploep, ploep, ploebeloebeloeploep’. Wij deden dat vlak voor de pauze. De kinderen plachten dat dan te imiteren 🙂

  • Ik heb wel vaak iets over die poppenkast gehoord maar niet zo volledig als in dit stuk, zo leuk! En heel bijzonder dat er nog foto’s van zijn ook!

Reageer