De Vuurwolf: historie, legende, fantasie

(Lezing voor Bredase Stadssocieteit De Gouden Cirkel op 24 januari 2005 door Guido t’Sas. Deel 3. De toneelschrijfkunst van Henri t’Sas.)

In de tweede helft van de jaren dertig maakte Henri t'Sas met de beeldhouwer Leen Douwes een kampeertocht per woonwagen (de caravan moest nog uitgevonden worden) naar de Belgische Kempen. Het weer zat niet mee en de kou dreef de mannen, die al niet meer van de jongsten waren, naar de stammenee-kachel.

Daar hoorde t'Sas een versie van de legende 'Het Heggewonder van Poederlee'.

Dit 'mirakel' met een uit de Sint-Amelbergakerk in Wechelderzande geroofde kelk of ciborie, inspireerde hem tot het toneelspel De Vuurwolf. Het wonder neemt in dit stuk een bescheiden plaats in, temidden van de door de schrijver verzonnen, roman­tische intrige.

De kerkdiefstal is historisch. Een zekere Jan van Langerstede pleegde zijn heilig­schennende daad op 28 januari 1412 en werd daarvoor op 5 februari opgeknoopt. Tevoren had hij opgebiecht, waar hij de hosties had gelaten. Dat bleek volgens het later eraan toegevoegde verhaal een konijnenpijp te zijn. Bij onderzoek trof men 'konijntjes aan met de hosties in hun pootjes'. De kerkdief zou in zijn vlucht zijn gestuit doordat zijn paard weigerde, een brug over de Aa bij Poederlee te passeren. Hij zou zich toen van zijn last hebben ontdaan.

Op de plaats van de vondst (destijds woeste heide, nu een mooi loofbos 'n paar honderd meter ten oosten van de weg Poederlee-Herentals) verrees in 1441 een bakstenen gotische kapel, die er nog steeds staat.

Schilderij
A. van Ysendyck (1801-1875). Uit serie 'Het wonder van de Hegge'. De vinding van de H.Hosties, 1823 (Detail.) De dief Jan van Langerstede wijst aan de schout en het volk de plek bij de Hegge in Poederlee waar hij de hosties uit de gestolen kelk heeft weggegooid. (Herentals, Sint-Waldetrudiskerk.)

De schilderkunst heeft zich uitvoerig met het Heggewonder bezig gehouden. Zo wijdde de Herentalse schilder A. van Ysendyck (1801-1875) zelfs een serie olieverf­schilderijen aan dit kleurrijke verhaal. In de Waldetrudiskerk in Herentals kan men zijn uitbeelding zien van het wonder: de geboeide dief wijst de schout en het volk de plek bij De Hegge, waar hij de hosties heeft weggegooid. Konijntjes zitten er als in aanbidding omheen!

Heeft Henri t'Sas dit schilderij gezien? Zijn regie-aanwijzingen bij het voorgeleiden van Lode van Renterghem, alias De Vuurwolf, geven dat te denken. Ook zijn idee, om de vrouwen van Wechelderzande en Poederlee een smeekschrift bij de hertogin van Brabant te laten deponeren, om verzachting van straf te verkrijgen, kan door de historie zijn geïnspireerd. Hoge vrouwen in Herentals hebben namelijk bij de schout een zekere bekorting van de straf voor Van Langerstede weten te bereiken.

Een joods karakter

Henri t'Sas heeft het verhaal volledig naar zijn hand gezet. Hij heeft geen 'mysterie­spel' willen schrijven maar een onderhoudend openluchtspel, waarin het draait om de liefde van de Antwerpse koopmanszoon Lode van Renterghem voor de herbergiersdochter Godelieve, een liefde die hij met geroofd goud denkt te verdienen. Al gauw blijkt, dat hij dan aan het verkeerde adres is.


Maar Lode heeft nog meer redenen om op rooftocht te gaan. Hij heeft (als Van Langerstede) schulden, met name bij de Antwerpse geldhandelaar Nathan. Delaat­ste zit hem met hulp van de justitie op de hielen. Een prachtig uitgangspunt voor t'Sas om een hilarisch type op het toneel te zetten. 'n Soort Shylock. Maar anders dan Shakespeare, gebruikt t'Sas zijn toneeltekst om het een en ander over stereotie­pe opvattingen over joden recht te zetten.

Als er zoiets bestaat als 'een joods karakter' - en t'Sas vond van wel, zich baserende op vriendschappen met joodse mensen in zijn jonge jaren - dan is het buitengewoon moeilijk de grens te bepalen tussen wat een typering is van dat karakter en wat een ordinair en kwalijk gebruik is van stereotypen. Het lijkt dat hij daar in De Vuurwolf in is geslaagd. Waar Nathan in een ongunstig daglicht komt te staan, heeft dat vooral te maken met de (voor)oordelen van zijn christen tegenpolen. Nathan laat geen kans onbenut, zijn christelijke critici de bal terug te kaatsten ('Zijn jullie weer bezig, elkaar te beëvenaasten?') en op zeker moment openbaart hij zijn levensfilosofie. Die is in niet geringe mate bepaald door het toeval, dat hij als jood (dus als gediscrimineerde en getreiterde mens) is geboren. Want: 'het leven is geen jaarmarkt, waar ge uw vader en moeder te kiezen hebt uit het ongeregeld goed'. Als een monnik hem aanspreekt met 'vriend', antwoordt hij: 'Dat mag ik horen: vriend! U is de eerste die dat tot mij zegt. En nochtans, Diogenes in zijn klassieke ton heeft, met z'n lantaarntje in z'n hand, niet zó bloedig naar 'n mens gezocht als ik naar 'n pietsie vriendschap'.

Nathan neemt een dominante plaats in, in De Vuurwolf. Als het er op aan komt zelfs een interessantere plaats dan het titelpersonage. En hij heeft het laatste woord. Zijn reacties en commentaren op wat er gebeurt 'dragen' als het ware het stuk, waarbij de toeschouwer steeds meer van Nathan gaat houden. Zijn mengeling van joodse slimheid en wijsheid contrasteren met het karakter van de christen hospes Beer­naert, die zich laat kennen als een toonbeeld van domheid, lafheid en huichelarij.

Kempische Robin Hood

De hoofdfiguur Lode van Renterghem is niet zomaar een bandiet. In zijn ziel 'worste­len engel en duivel om de overhand', zo luidt de barokke typering die de auteur er zelf ooit aan gaf. Van wat hij rooft, geeft hij met gulle hand aan de armen. Als een Kempische Robin Hood. Enerzijds jaagt hij de simpele zielen schrik aan als hij, met zijn rode mantel in de lucht, in de schemering over de heidevlakten galoppeert, anderzijds is hij 'de vriend der stropers', hun deken en voorbeeld, ook in het goede. Als een drinkgelag van deze makkers ontaardt in een treiterpartij van de jood, maakt hij daar resoluut een eind aan en dwingt de raddraaiers tot een excuus. Dat ver­klaart veel van de ambivalente houding die de mooie herbergiersdochter Godelieve tegenover hem aanneemt: het rechtschapen meisje, dat als enige in staat blijkt, hem op de knieën te dwingen en uiteindelijk zijn leven zal redden.

Zoals in zijn successtuk Zand of Klei, buit Henri t'Sas het gegeven uit voor een hilarische typering van de Kempische (Brabantse) volksziel. Dat levert een reeks kleurige en vrolijke scènes op, waarmee t'Sas zich opnieuw laat kennen als een van de weinige succesvolle Nederlandse blijspelschrijvers van zijn tijd.

Een fragment

Ik tracteer mezelf en hopelijk u tenslotte op een fragment uit De Vuurwolf.

Daarin beklaagt Nathan zich over de houding die het christenvolk tegenover hem als jood aanneemt.

Er is een kerkdiefstal gepleegd. Gerechtsdienaren en een monnik, sluipenderwijs gevolgd door dorpelingen, verschijnen op het erf van het passantenhuis De Posthoorn in Wechelderzande, omdat ze de dader daar in de buurt vermoeden. Nathan verblijft in die herberg. Hij heeft er van afgezien met de hospes van de Posthoorn naar de jaarmarkt in Herentals te vertrekken, toen hij de laarzen van een zwerver uit de hooiberg

Vuurwolf
Pagina uit een geïllustreerd weekblad over De Vuurwolf in het toenmalige openluchttheater De Boschkens in Goirle, 1948
had zien steken, laarzen waar de tenen doorheen steken. Hij vermoedt een complot: ‘Dat is geen teen van ’n fatsoenlijk mens’. In dit fragment wacht hem een confrontatie met de zwerver, Peerke Raes geheten.

Peerke Raes
De zwerver Peerke Raes naar een litho van Jan Strube.

De eerste dienaar gebiedt in naam van de schout dat het huis wordt doorzocht. Hij beveelt: Haal mij de hospes hier.

Zegt de herbergiersdochter, Godelieve: Vader is naar de jaarmarkt te Herentals.

Uit De Vuurwolf door Henri t'Sas:

EERSTE DIENAAR

Dat dan die Nathan voor ons verschijne. Ik wens hem te confronteren met deze verdachte, want voor mij staat het vast: wij hebben de steler en de heler beide. Gij jonge dochter, roep die Nathan.

Godelieve af.

Nathan op.

NATHAN

Gij roept de jood? Die komt ook ongeroepen. Is het niet weeral de jood die het moet ontgelden. Maar zingen doe ik niet ten tweede male, dat bezweer ik u bij de nagedachtenis van de onvergetelijke echtgenote die hier ergens begraven moet liggen. Eerwaarde vader? Nu ben ik gerust. Uw onderd­anigste dienaar. Het is mij een eer, hier zo bij acclamatie ontvangen te worden. Ik ben maar 'n domme, nietige aardworm, maar één zaak is me toch heel duidelijk: op uw bevel maken ze hier niet dat spektakel.

NORBERTIJN

Vriend...

NATHAN

Dat mag ik horen: vriend! U is de eerste die dat tegen mij zegt. En nochtans. Diagones in zijn klassieke ton heeft, met z'n lantaarntje in de hand, niet zo bloedig naar een mens gezocht als ik naar 'n pietsie vriendschap.

NORBERTIJN

Het gaat hier om een hoogst ernstige zaak.

NATHAN

Heb ik ooit in m'n leven iets anders gekend dan ernst? Doelend op stropers: Die daar en al huns gelijken hebben mijn ziel - ik heb er een - tot berstens toe vol ernst gescholden, gespuwd, getreiterd, omdat ik zonder hun toelating als joodje ben geboren. Als heel klein joodje maar. Zo groot. Groter durfde ik niet ter wereld te komen. Ik vraag u: is dat mijn schuld? Het leven is geen jaarmarkt, waar ge uw vader en moeder te kiezen hebt uit het ongeregeld goed. Als 't aan mij gelegen had, was ik veel liever gebleven waar ik was. Maar ik ben helaas gaan groeien. Neem het me kwalijk! Nou ben ik 'n ouwe jood met haar op z'n tanden. Dat haar hebben zij er op gezaaid.

EERSTE DIENAAR

Eerwaarde vader, dat geklepper van die windmolen brengt ons geen stap verder.

NATHAN

Laat me uitkrepperen. Ik dank god - chris en jood hebben dezelfde god, ge hebt het zelf geleraard - ik dank god dat gij, eerwaarde vader. hier staat. Nou mag, nou durf ik mijn nood klagen. - Maar laat me dan uitkrepperen voor ze weer een standbeeld van me maken boven op tafel, met konijnenvellen om m'n nek.

NORBERTIJN

Vriend, gij zijt voor mij en voor alle mensen van goede wil als iedere evennaaste en er zal u in mijn bijzijn niet het geringste leed geschieden. Maar spaar mij uw filosofie. Daar is het thans de juiste tijd niet voor. Wij wensen u te ondervragen.

EERSTE DIENAAR

En waarschuwen dat ge op uw antwoorden acht geeft. Kent gij deze zwerver?

NATHAN

Ten dele. Die grote teen heb ik meer gezien.

EERSTE DIENAAR

Zijt gij ooit eerder met hem in aanraking geweest?

NATHAN

Over het algemeen frequenteer ik deftiger relaties.

EERSTE DIENAAR

Gij zijt opkoper van goud?

NATHAN

Tegen de hoogste waarde, concurrentie uitgesloten.

EERSTE DIENAAR

Hebt gij afgesproken, elkaar deze nacht in deze herberg te ontmoeten?

NATHAN

Wie maakt er afspraak met iemands grote teen?

EERSTE DIENAAR

Heeft hij u ooit iets te koop aangeboden?

NATHAN

Eerwaarde heer, nu vraag ik u of ze me hier staan te beschwindelen of niet. Wat zal deze arme slokker mij te koop aanbieden? Z'n eerste geboorterech? 'n Schuldbrief van de hertog? Of z'n galakostuum wellicht?

NORBERTIJN

Er is de afgelopen nacht een afschuwelijke misdaad gepleegd.

NATHAN

Gij zoekt een misdaaad bij mij? Bij Nathan? Zoek eerder een neet in die hooiberg. Ik 'n misdadiger, 'n moordenaar? Ik kan geen broed zien. Bij 'n kind met 'n bloedneus zinkt het bewustzijn me in de tenen. Ik roven, moorden, stelen? Zal ik eerder de pokken in me zolen krijgen. Hebt u ooit een jood zien roven, zien moorden, zien vechten, zien echtbreken; dronken gezien? Dat laat ik aan dat daar over. Hebt u ooit 'n jood z'n vrouw zien mishandelen, oneerbiedig tegen z'n ouders gezien, onver­schillig voor 'n arm mens? Jaaaaah, een jood rooft, maaaar, met z'n bliksemende geest, die moordt...m­et z'n tong, zo is de jood gemaak. En de slachtoffers die ik beroof zeggen meestal nog: duizendmaal dank Nathan. Ik beroof de mensen om ze de kans te geven, zich weer rijk te maken. Ik vermoord ze heel dikwijls om ze van de dood te redden!

EERSTE DIENAAR

Wring en krom u zo geslepen als ge wilt... gij beiden blijft in handen van het gerecht. Uit en gedaan. Joachim, voorwaarts. Naar de schout.

 

Guido t'Sas bewerkte voor deze site een artikel dat hij in 1965 schreef over de Bredase kunstenaar Jan Strube. Hij en Henri t'Sas waren zielsverwanten.

Einde van de lezing. Hieronder nog een drinkliedje uit De Vuurwolf met de door Henri t'Sas zelf bedachte noten.

1. Henri t'Sas, een getuige van de negentiende eeuw (levensschets)

2. De Bredase verhalen van Henri t'Sas, met specimen

Drinkliedje uit De Vuurwolf
Drinkliedje uit De Vuurwolf.